Didactische aanpassingen bij taal: woorden doorstrepen
Toegankelijke taalopdrachten
Voorbeeldopgave
Het foute woord doorstrepen:
Didactische aanpassing
Opdracht 6.
Je krijgt vier woorden. Onder elk woord staat een rijtje van drie woorden. Welk woord hoort er niet bij? Kruis dat aan.
1. de voorwaarde:
[ ] het is nodig
[ ] het kan niet zonder
[ ] het moet onmiddellijk
2. normaal gesproken:
[ ] meestal
[ ] nooit
[ ] gewoonlijk
3. verstoren:
[ ] regelen
[ ] hinderen
[ ] in de war schoppen
etc.
De blinde leerling kan geen woorden doorstrepen. Daarom wordt voor elke antwoordoptie een invulruimte ingevoegd. Om zoeken naar de invulruimtes te voorkomen, zetten we de woorden onder elkaar met de invulruimte aan het begin van de regel.
Voorbeeldopgave:
Kleuren of onderstrepen van woordsoorten
Didactische aanpassing
Opdracht 5.
Je krijgt drie zinnen.
Zoek in elke zin de lidwoorden (lw), de voegwoorden (vw) en de persoonlijk voornaamwoorden (pers vnw).
Schrijf ze op.
1. De tuinman heeft het gras gemaaid, want het was heel hoog.
lw: [ ]
vw: [ ]
pers vnw: [ ]
2. Voor de schutting staan nu struiken, omdat mijn moeder hem niet mooi meer vond.
lw: [ ]
vw: [ ]
pers vnw: [ ]
etc.
Kleuren in de zin is niet mogelijk. De kinderen schrijven de woorden in het goede vakje. Ze hebben hierdoor wel extra schrijfwerk. Bij een lange oefening kan de leerkracht ervoor kiezen de laatste zinnen weg te laten. Als er veel van deze opdrachten in een les staan, kan er ook een meerkeuzeopdracht van worden gemaakt waarbij steeds drie antwoorden worden gegeven.
[Bron afbeeldingen: Taalverhaal.nu, Taal, Werkschrift 7a, Thieme Meulenhoff]